top of page

Onze geschiedenis...

13de eeuw

De brouwers vestigen zich in de stad Brussel, net als veel andere ambachten, op het ogenblik dat de stadseconomie zich gaat ontwikkelen. De beroepsvereniging, de gilde van Brusselse brouwers, groeide waarschijnlijk samen met de opbloei van Brussel.

​

1385

Feitelijke erkenning van de brouwersgilde en de start van een voortdurende strijd om de macht te kunnen uitbreiden.

​

1421

Door een sterke bloei van het brouwerswezen wordt de gilde steeds rijker en machtiger. Vanaf 1421 verkiezen de naties van de gilden een deel van het schepencollege en één van de twee burgemeesters. De stedelijke ambachten waren ingedeeld in naties die fungeerden als een gemeenteraad, de brouwers zetelden in de natie van Sint Jacob die naast de brouwers ook bestond uit de bakkers, wijnhandelaars en kuipers.

​

17de eeuw

De brouwers zijn op het hoogtepunt van hun rijkdom en macht en kochten begin 17de eeuw het brouwershuis aan op de Grote Markt. Toen telde te gilde 67 brouwmeesters, op het einde van de 17de eeuw waren het er 94.

​

1795

De Franse revolutie zorgt ervoor dat onze streken geannexeerd worden en de wet Le Chapelier schaft alle corporatieve verenigingen af. De gildehuizen worden met groot ongenoegen verzegeld en de inboedel in beslag genomen. De gilden poogden clandestien te overleven in de hoop dat het ‘ancien régime’ hersteld zou worden. Maar Willem I vernietigde alle hoop op terugkeer naar de oude stand van zaken.

​

1831

Het onafhankelijke België en haar vers afgekondigde grondwet garandeert de vrijheid van vereniging en veel lokale belangengroep voor brouwers worden in verschillende steden (her)opgericht. De meest eerste en meest dynamische hiervan was die van Brussel en telt 48 leden in 1833.

​

1860

De wet Frère-Orban schafte de octrooien af, hetgeen een goede zaak was voor de industriële bloei maar de wet voorzag dat het inkomstentekort dat met de afschaffing gepaard ging moest worden goedgemaakt door een verdubbeling van de accijnzen. Het grote ongenoegen resulteerde in een vlaag van onderlinge collegialiteit tussen de brouwers en de ‘Algemene Associatie der Belgische Brouwers’ zag in 1869 het levenslicht. Onmiddellijk sloten 200 brouwerijen uit het hele land zich aan.

​

1900

450 van de 3223 brouwerijen in België waren lid van de Associatie. Het aantal brouwerijen steeg nog en steeds meer lokale beroepsverenigingen werden opgericht, onder aanmoediging van de Algemene Associatie die altijd probeerde een sterke band met de lokale verenigingen te onderhouden. In 1909 werd de associatie omgevormd tot de ‘Algemene Federatie der Belgische Brouwers’. De representativiteit werd via deze nieuwe formule verhoogd en in één jaar tijd schoot het lidmaatschap omhoog tot 1400 leden.

​

WOI

De oorlogsjaren van ’14-’18 zorgen ervoor dat grondstoffen schaars worden en de Algemene Federatie kent veel onderlinge conflicten. Waaronder de tegenstelling tussen brouwerijen die bier produceren van lage gisting en brouwerijen die bier van hoge gisting produceren. Door nieuwe productiemethoden kent bier van lage gisting een grote bloei en de belangrijkste spelers stichten het ‘Consortium der Belgische Brouwerijen’ maken op deze wijze prijsafspraken. Dit gaf resultaat aan een concentratie van krachten zodat de Belgische brouwerijen zich omvormen tot industriële en internationaal competitieve brouwerijen. De brouwerijen met bier van hoge gist gaan erop achteruit en verliezen onherroepelijk terrein van de brouwerijen met bier van lage gist.

​

1931

Er ontstaat een tweede grote breuklijn tussen de Belgische brouwers, de steeds stijgende belastingen zetten de kleine spelers onder druk en deze zijn ontevreden over de groeiende macht van de grote ondernemingen. De kleine brouwerijen stichten daarom een derde belangenvereniging die vanaf 1932 de ‘Vereniging der Kleine en Middelgrote Familiale Brouwerijen’ heet.

​

WOII

Op 19 juni 1940 vernemen de drie beroepsverenigingen dat de bezetter een daling van 80% in productie aan alle brouwerijen oplegt. Alsook mag er slechts één beroepsorganisatie voor brouwers bestaan –de Algemene Federatie– en door een nijpend tekort aan gerst mag enkel een bier van 0,8% gebrouwen worden.

 

Naoorlogse periode

Zowel de grote als kleine brouwerijen beseffen dat samenwerking de beste oplossing is in het moeilijke naoorlogse herstel. Samen richten zij het ‘Directorium’ op, waar het oude Consortium in zetelt met twee afgevaardigden en de Algemene Federatie met vier. Kort hierna echter volgt er een nieuwe afscheuring door de ‘Vereniging de Kleine en Middelgrote Familiale Brouwerijen van België’, de Federatie laat dit gebeuren omdat 660 van de 800 leden kleine of middelgrote spelers zijn.

​

1971

De Federatie zit jarenlang geklemd tussen de twee verenigingen die respectievelijk de grote en kleine spelers vertegenwoordigen. De jaren ’50 en ’60 zijn dan ook moeilijke tijden en de aanwezigheid van drie verenigingen is een grote handicap voor de sector. In 1971 komt het uiteindelijk tot een compromis en worden alle partijen verenigd in de ‘Confederatie der Brouwerijen van België’.

​

Heden

Tot op heden blijven de, sinds de 21ste eeuw geheten, Belgische Brouwers ijverig werken aan de verdediging van de belangen van de brouwerijsector.

bottom of page